Hoogbegaafd
Er heersen veel misvattingen over hoogbegaafdheid. Vaak wordt gedacht dat hoogbegaafde jeugdigen het makkelijk hebben op school, omdat ze heel slim zijn. Maar uit het promotieonderzoek van Willy de Heer is naar voren gekomen dat zeer moeilijk lerende kinderen en hoogbegaafde kinderen zich tot op zekere hoogte in een vergelijkbare situatie bevinden[1]. De mogelijkheden van beide groepen komen namelijk niet overeen met de eisen en verwachtingen van de mensen in hun omgeving. Bij zeer moeilijk lerende leerlingen worden hun cognitieve, sociale en emotionele mogelijkheden overschat (overvraging) en bij hoogbegaafde leerlingen onderschat (ondervraging). Als gevolg hiervan kunnen beide groepen leerlingen eenzelfde soort leer- en gedragsproblemen gaan vertonen.

Niet passend onderwijs geeft problemen
Hierdoor lopen veel hoogbegaafde jeugdigen vast in het onderwijs. Van het sterk groeiend aantal thuiszitters in Holland Rijnland (in schooljaar 2020-2021 waren er 373 kinderen die 3 maanden of langer geen onderwijs hebben genoten. In schooljaar 2022-2023 was dat aantal opgelopen tot 705 kinderen[2]). Van deze hen is waarschijnlijk een substantieel deel hoogbegaafd. En als deze jeugdigen zich proberen aan te passen aan het schoolsysteem, vinden ze school saai of zelfs verschrikkelijk. Ze lopen frustratie en/of een bore-out op (worden letterlijk ziek van verveling) die er vaak thuis uitkomt in de vorm van boosheid en opstandigheid. Of ze worden somber, ontwikkelen een depressie, angststoornis, dwangstoornis (OCD) of anorexia. Een deel van de jeugdigen wordt ook op school opstandig. Gevolg van dit alles is dat ze vaak onderpresteren. Een typische schoolcarrière is: beginnen op het VWO en dan ‘afstromen’ naar HAVO en VMBO. Een deel valt uiteindelijk helemaal uit en komt thuis te zitten.
Niet minder sociaal dan anderen
Ook op sociaal gebied hebben hoogbegaafde jeugdigen vaak weinig aansluiting. Ze hebben vaak andere interesses dan hun leeftijdsgenoten en denken anders, waardoor het niet altijd makkelijk is om aansluiting te vinden. Maar in tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, zijn hoogbegaafden niet minder sociaal dan anderen. Ze voelen zich anders dan leeftijdsgenoten en eenzaam omdat ze weinig gelijkgestemden om zich heen hebben.
Verborgen hoogbegaafdheid
Een groot probleem is dat veel hoogbegaafde jeugdigen niet als zodanig worden herkend, zelfs niet door hun eigen leerkrachten of ouders. Dit noemen we ‘verborgen hoogbegaafdheid”. Als deze jeugdigen ongewenst gedrag gaan vertonen, wordt vaak ingegrepen op dit gedrag, zonder naar de onderliggende oorzaken te kijken. Waardoor de problemen alleen maar verergeren.
Uit recent onderzoek van SCALIQ[3] blijkt dat meer dan de helft (52%) van de cognitief sterke, mogelijk hoogbegaafde, basisschoolkinderen nog niet in beeld is bij zijn of haar leerkracht. Er is ook onderzocht welke variabelen hierop van invloed zijn. Er zijn grote verschillen tussen de signalering van jongens en meisjes. Zo was van de jongens met een zeer hoog IQ (in het hoogbegaafde gebied) meer dan de helft al gesignaleerd, terwijl bijna tweederde van de meisjes met een vergelijkbaar IQ nog niet in beeld was bij de leerkracht. Ook de maand waarin kinderen geboren zijn en de achtergrond van kinderen maakt duidelijk verschil in de kans om als hoogbegaafd kind gesignaleerd te worden. Een lage sociaal economische status, een niet-westerse herkomst en Nederlands niet als moedertaal hebben, zijn allemaal factoren die maken dat hoogbegaafdheid bij kinderen minder snel wordt herkend. Als er sprake is van een combinatie van factoren, kunnen de verschillen enorm zijn, zowel bij de signalering door de leerkrachten zelf, als bij het aan de leerkracht doorgeven van een vermoeden van hoogbegaafdheid door ouders. Komt een jongen bijvoorbeeld uit een ‘7 vinkjes’ gezin, dan is de kans dat hij als hoogbegaafd kind (met een IQ van 130 of hoger) ook als zodanig gesignaleerd wordt door zijn leerkracht 60%. Bij een hoogbegaafd meisje dat in december in Turkije of Eritrea geboren is, de Nederlandse taal nog niet goed spreekt en opgroeit in een kansarme omgeving is die kans maar 15%.
Er is genoeg kennis beschikbaar
Vanwege de vaak ernstige problemen op cognitief, sociaal, fysiek en emotioneel gebied die verborgen hoogbegaafdheid met zich meebrengt, is het belangrijk dat leerkrachten in het onderwijs meer kennis krijgen over hoogbegaafdheid om deze leerlingen te kunnen signaleren. Daarbij is het belangrijk dat leerkrachten zich realiseren dat jeugdigen die hoogbegaafd zijn, een afspiegeling zijn van de hele samenleving. Niet, zoals wel gedacht wordt, alleen “elitaire” blanke jongens, maar jeugdigen met een diverse afkomst.
Gebrek aan kennis op scholen en genoemde breed gedragen misvattingen staan de identificatie van hoogbegaafde jeugdigen en de bereidheid om deze doelgroep passend onderwijs te geven vaak in de weg. Terwijl er genoeg kennis en ervaring in Nederland voorhanden is om hen onderwijs te geven waardoor ze zich goed kunnen ontwikkelen. En waarmee we dan als samenleving meteen invulling geven aan artikel 29 van het Kinderrechtenverdrag[4], dat stelt dat het onderwijs aan het kind dient te zijn gericht op de zo volledig mogelijke ontplooiing van de persoonlijkheid, talenten en geestelijke en lichamelijke vermogens van het kind.
[1] Willy de Heer is oprichtster van Stichting Kenniscentrum voor Makkelijk Lerenden. In haar proefschrift wordt in de onderwijsomgeving het begrip zeer makkelijk lerend (zmal) gehanteerd in plaats van het begrip hoogbegaafd. Dit is naar analogie van de pendant zeer moeilijk lerend (zml), een begrip dat in de onderwijsomgeving wordt gehanteerd in plaats van het begrip zwakbegaafd.
[2] Jaarverslag Schooljaar 2022-2023 Regionaal Bureau Leerrecht Holland Rijnland september 2023
[3] SCALIQ heeft, met betrokkenheid van de Gelijke Kansen Alliantie van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, onderzoek gedaan naar de huidige staat van de signalering van cognitief sterke basisschoolleerlingen door leerkrachten en/of ouders, en naar welke variabelen daarop van invloed zijn.
[4]States Parties agree that the education of the child shall be directed to: a) The development of the child’s personality, talents and mental and physical abilities to their fullest potential.